Gerrit Jan Meinen
Meinen is geboren in de buurtschap Corle bi’j Wenterswiek en hee ovverleed as hoofd van de schole in Kotten op 5 april 1934 ok in Wenterswiek. Daorveur was hee onderwiezer in Aalten en hoofd van de schole in Lintelo in deezelfde plaatse.
Meinen was ne man dén völle dinge kon en ziene belangstellinge ging dan ok oet nao völle onderwarpen. Zo was hee ne groten leefhebber van de nature, wat zich utern in völle artikelen ovver ziene geboortestreke bi’j ‘t Korenburgervaene in beveurbeeld ‘De Levende Natuur’. Daorbi’j zorgen hee veur ne bewarking en vertaling van ‘t bekende ‘Het Leven der Dieren’ van A.E. Brehm. Gaerne schreef hee ok ovver ‘t laeven van de boernleu oet de streke. Veural in ‘De Graafschapbode’.
Van ziene hand verscheen ok een tiental jongesbeuke, dee haoste allemaole spölt in de umgeving waor hee jonk ewordene was.
Het beste was Meinen in ziene verhalen in de streekspraoke, dee haoste allemaole ebundeld bunt, zoas in ‘Eenvoudige Menschen’ (1911) en ne deels gewiezigden druk in 1913. In ‘Ruusterkes’ (1925), in ‘Landvolk’ (1939) en in den aorlog worden ‘Eenvoudige Menschen’ nog een maol herdrukt. Bi’j gelaegenheid van de Meinenherdenking in Kotten in 1980 verscheen nog ‘Achterhooksche Vertelsels’, ne selectie van ziene verhalen.
In ‘De Graafschapbode’ kwammen ok ziene verhalen oet veur kindere. Ovver den tweeling Knelis en Willem, waorbi’j hee zelf de tekenings maken, zoas e met völle van zien wark deed. Ne keuze van dee verhalen is in 1972 verschenen onder den titel van ‘Knelis en Willem’. In 1987 verscheen ‘t tweede deel.
Veur de buurtverenigingen van Kotten schreef hee een vaertal korte toneelstukken. Ok in ziene moderspraoke.
Meinen steet bekend as ne goeien schriever, dén de karakters van de leu good beschreef. Zien dialectwark kan dan ok beschouwd worden as ‘t beste wat hierin is eschrevvene.
Meinen is geboren in de buurtschap Corle bij Winterswijk en overleed op 5 april 1934 als hoofd der school in Kotten (gemeente Winterswijk). Voordien was hij onderwijzer in Aalten en hoofd der school in Lintelo (gemeente Aalten).
Meinen was een veelzijdig man en zijn belangstelling richtte zich op veel onderwerpen. Zo was hij een groot natuurliefhebber, wat tot uiting kwam in talrijke artikelen over zijn geboortestreek (het Korenburgerveen) in o.a. ‘De Levende Natuur’. Bovendien verzorgde hij een bewerking en vertaling van het bekende ‘Het Leven der Dieren’ van A.E. Brehm. Graag schreef hij ook over het leven van de boerenbevolking uit de streek, o.a. voor ‘De Graafschapbode’. Van zijn hand verschenen een tiental jongensboeken, die bijna alle in de omgeving spelen, waar hij geboren en getogen was.
Het best was Meinen in zijn schetsen in de streektaal, die bijna alle gebundeld zijn, nl. in ‘Eenvoudige Menschen’ (1911) en een gedeeltelijk gewijzigde druk (1913), ‘Ruusterkes’ (1925) en ‘Landvolk’ (1939). In 1980 verscheen nog ‘Achterhooksche Vertelsels’ ter gelegenheid van de Meinenherdenking in Kotten, een selectie van de hiervoor genoemde schetsen.
In ‘De Graafschapbode’ verschenen ook zijn verhalen voor kinderen over de tweeling Knelis en Willem, die hij zelf illustreerde, zoals hij met veel van zijn werk deed. Een selectie van deze verhalen is in 1972 en 1987 onder de titel ‘Knelis en Willem’ verschenen.
Voor de buurtverenigingen van Kotten schreef hij een viertal onderhoudende korte toneelstukken, eveneens in de taal van de streek. Meinen staat bekend als een uitstekend stylist, die uitmuntte door zorgvuldigheid van karaktertekening en zijn dialectwerk kan dan ook beschouwd worden als het beste, wat hierin is geschreven.
Meinen ist geboren in der Bauernschaft Corle bei Winterswijk. Er starb am 5. April 1934 als Schulleiter einer Schule in Kotten. Davor war er Volksschullehrer in Aalten und Schulleiter in der Bauernschaft Lintelo in derselben Gemeinde.
Meinen war ein Mann, der vieles konnte, und sein Interesse galt dennauch vielen Themen. So war er ein großer Naturfreund, was sich zum Beispiel zeigte aus den vielen Artikeln über seine Heimat in der Nähe vom Korenburgerveen in der Zeitschrift ‘De Levende Natuur’. Er verfasste eine Bearbeitung und Übersetzung des bekannten ‘Das Leben der Tiere’ von A.E. Brehm. Gerne schrieb er auch über das Leben der Bauernbevölkerung in seiner Heimat. Besonders für die Zeitung ‘De Graafschapbode’.
Es erschienen von ihm auch etwa zehn Bücher für Jungen, die fast alle in der Umgebung, in der er groß geworden war, spielen.
Am besten war Meinen in seinen Mundartgeschichten. Die sind fast alle gesammelt, wie in ‘Eenvoudige Menschen’ (1911) und in einem teils geänderten Druck (1913), in ‘Ruusterkes’ (1925), in ‘Landvolk’ (1939). Während des Zweiten Weltkrieges wurde ‘Eenvoudige Menschen’ noch einmal nachgedruckt. Anläßlich der Meinen-Gedenkfeier in Kotten im Jahre 1980 erschien noch ‘Achterhooksche Vertelsels’, eine Auswahl aus seinen Geschichten.
In ‘De Graafschapbode’ erschienen auch seine Geschichten für Kinder. Über die Zwillinge Knelis und Willem, die er selber illustrierte, wie er das mit viele seiner Geschichten machte. Eine Auswahl aus diesen Geschichten erschien 1972 mit dem Titel ‘Knelis en Willem’. Der zweite Band kam 1987 heraus.
Für die Bauernschaftsvereine von Kotten schrieb er etwa vier kurze Bühnenstücke. Auch in seiner Mundart.
Meinen gilt als ein guter Autor, der die Charaktere der Leute eindringlich beschrieb. Seine Mundartwerke können dennauch betrachtet werden als das beste, was hierin geschrieben worden ist.